uitleg naaitermen leren naaien

Naaitermen uitgelegd

Naaitermen uitgelegd, wat betekend onderslag of overslag ook alweer? Als je een patroon leest kom je veel termen tegen. Sommige termen ken je al en van sommige termen denk je: “Wat moet ik hier nou weer mee”.

In dit blog alle naaitermen die je tegen kunt komen. Heb ik er een paar gemist? Laat me dit weten in de reacties en ik voeg ze toe!

Aanhechten of Afhechten

Dit doe je om ervoor te zorgen dat het garen niet loskomt. Bijna alle naaimachines hebben hier een knop voor, dat is meestal een knop waar een pijltje met een bocht op staat. Als je naaimachine dit niet heeft, dan moet je dit zelf doen. Dit is bij een rechte steek even een paar steekjes terug naaien. Maar bij andere steken is dit anders, dit kun je terugvinden in de handleiding van je machine.

Aansluitlijnen

Dit zijn de lijnen die op het patroonblad getekend zijn en die aangeven waar je de delen aan elkaar moet plakken.

Applicaties

Deze ken je misschien nog wel van vroeger, dit zijn figuren die je op kleding kunt plakken of naaien. Mijn moeder naaide ze op mijn spijkerbroek als ik weer eens gaten had bij mijn knieën. Dit was dus functioneel, maar ook leuk om te zien. Je hebt keuze uit ontzettend veel applicaties. 

Wist je trouwens ook dat je applicaties zelf kunt maken met behulp van Vliesoflix?

Beleg

Een beleg is een strook stof die de naden van je kleding mooi afwerkt. Meestal bij de hals en de armsgaten als er geen mouwen worden ingenaaid. Deze strook zit aan de binnenkant van het kledingstuk.

Biaisband

Dit is een strook stof die in drieën is gevouwen. Een breed middenstuk en twee minder brede stukken. Biaisband wordt gebruikt om naden af te werken.

Als je graag biaisband wil hebben in de stof van je naaiproject, dan kun je dit makkelijk zelf maken met de biaisband maker.

Binnenbeennaad

De naad van een broek aan de binnenkant van het been.

Breuklijn

Dit is de lijn waarlangs een kraag of revers wordt omgevouwen.

Carbonpapier

Dit is papier met aan één kant een donkere kleur en aan de andere kant niet. Je kunt dit carbonpapier gebruiken om patronen over te tekenen op je stof. Dit doe je dan met een radeerwiel.

Coupenaad

Een coupenaad is een naad die wordt toegepast om de patroondelen aan je lijf aan te passen. Bijvoorbeeld: Als je een rok hebt die aan twee kanten recht is, dan past deze niet mooi om heupen. De coupenaden zorgen ervoor dat je kledingstuk rondingen krijgt. Je kunt ze ook vaak vinden bij vrouwenbloesjes bij de borsten. Coupenaden zijn verticale naden.

Coupon

Dit zijn stukken stof met een bepaalde afmeting. Normaal koop je stof van de rol en kun je aangeven hoeveel meter je wil hebben. Bij een coupon kan dit niet.

Deelnaad

Dit is een naad die het patroon in twee delen deelt. Dit kan zijn voor de sier. Bijvoorbeeld: Een broek waar ook naden lopen aan de voorkant van de pijpen. Deze zijn dan voor de sier.

Doorstikken

Bij doorstikken verstevig je vaak delen van de kledingstuk, bijvoorbeeld bij de hals. Als je een beleg hebt geplaats, kun je deze daarna nog doorstikken zodat bijvoorbeeld alles recht blijft. Bij doorstikken zie je de naad zitten aan de goede kant van de stof.

Doorslaan

Met doorslaan wordt bedoeld de patroondelen op de stof overnemen door kleine steekjes te maken langs de patronen heen. Dit doe je met rijggaren. Veel mensen doen dit niet, ik adviseer dit wel te doen. Je kunt zo veel netter werken. Het duurt allemaal wat langer, maar je maakt wel minder fouten. Met complexe kledingstukken adviseer ik je echt om dit te doen.

Draadrichting

Dit is de richting hoe de draden in je stof zijn geweven. Het is erg belangrijk om hier op te letten. Doe je dit niet, dan loop je het risico dat onderdelen van je kledingstuk schuin kunnen zitten.

Figuurnaad

De figuurnaad is net zoals de coupenaad ervoor bedoelt om je kledingstuk beter te laten vallen op je lichaam. Deze naden zijn horizontaal en je vind ze vaak terug in bloesjes.

Kruisnaad

Dit is de naad die in de kruis zit van je broek

Kleermakerskrijt

Dit is krijt waarmee je op de stof kunt tekenen of schrijven. Deze is uitwasbaar en met vegen ook snel weer weg. Kleermakerskrijt is vaak in het wit verkrijgbaar, maar je hebt ook kleermakerskrijt met verschillende kleuren. Wel zo makkelijk als je lichte of met kleurrijke stoffen werkt. 

Knipjes

Knipjes maak je in je kledingstuk als er een mooie ronding gemaakt moet worden. Bijvoorbeeld bij de hals. Als je de hals met het halsbeleg hebt gemaakt, dan heb je veel stof op die plek. Je kunt aan de goede kant van de stof dan zien dat hij gaat ‘trekken’. Door knipjes te maken in de stof worden de rondingen mooier rond. Dit kan ook voorzichtig met een kartelschaar.   

Markeringen

Markeringen zijn tekens op je patroon waarbij wordt aangegeven dat je daar iets speciaals moet doen. Neem markeringen altijd over op je stof.

Middenachter

Dit is de lijn die verticaal op het midden van je rug loopt.

Middenvoor

Dit is de lijn die verticaal op het midden van je borst loopt.

Naadwaarde of naadtoeslag

Dit is een extra rand stof die je toevoegt aan je patroondelen. Anders zou je het kledingstuk niet op de juiste maat aan elkaar kunnen naaien. In sommige patronen is de naadwaarde al meegenomen en in andere niet. Daarom moet je het patroon altijd goed lezen. Voor verschillende delen neem je een andere naadwaarde. Zo is bijvoorbeeld één centimeter gebruikelijk bij je hals en bijvoorbeeld drie centimeter bij de zoom van je rok.

Onderslag of overslag

Dit is het onderste of bovenste deel van over elkaar sluitende kleding. Bijvoorbeeld een wikkelrokje.

Overwijdte

Dit is extra ruimte die in het patroon is opgenomen om het kledingstuk meer comfort te geven. 

Paspelband

Dit is een strookje stof waar een koortje mee is ingenaaid. Dit wordt gebruikt ter versiering van je kledingstuk, maar je ziet ze ook veel in kussens. Je kunt dit makkelijk zelf maken, gebruik een stevig katoenen touw en vouw hier stof om heen. Wel schuin van draad! Je kunt dit dan dicht naaien met je blinderitsvoetje.

Plissé

Dit is stof die gevouwen is, het wordt vaak gebruikt voor rokjes en jurkjes. Als ik zeg, de ouderwetse schoolrokjes, snap je direct wat plissé is.

Plooien

Een plooi zit aan één kant van de stof vastgenaaid. Je ziet ze vaak aan de achterkant van bloesjes, of bij rokjes. Plooien kunnen functioneel zijn om bijvoorbeeld een kledingstuk beter te laten passen, of voor de sier.

Prinsessenlijn

Dit is een speciale deelnaad, deze loopt van het armsgat via de buste en taille naar beneden. Dit kan zowel voor de versiering als voor de pasvorm zijn. Prinsessenlijnen zie je vaak op trouwjurken.

Recht van draad

Dit is de richting waarin de stof geweven is. Op patronen staat aangegeven hoe je ze moet neerleggen, schuin of recht van draad. Let hierop bij het neerleggen van de patroon op de stof.

Rijgen

Met rijgen zet je bijvoorbeeld een rits tijdelijk vast aan je stuk voordat je hem vastnaait. Dit doe je om te voorkomen dat hij gaat verschuiven. Maar patroondelen aan elkaar maken doe je over het algemeen ook eerst door te rijgen. Zo kun je nog een laatste keer passen voordat je alles definitief aan elkaar zet. Veel mensen rijgen niet, maar ik adviseer je om dit wel te doen. Zo werk je netter.

Rimpelen

Met rimpelen maak je meerdere plooien in de stof. Je kunt rimpelen met de naaimachine of met de hand. Met de machine zet je een rechte steek op de grootste steek. Op de stof die je wil rimpelen, naai je dan een naad, maar let op. Niet aan- en afhechten. Als je klaar bent, hou je één draad vast en trek je aan de andere. Je zult zien dat de stof naar elkaar trekt. Dan kun je de rimpels verdelen.

Sluitbiezen

Dit zijn rechte repen stof die aan het voorpand worden gestikt. Op de sluitbiezen worden de knopen en knoopsgaten gemaakt. Bijvoorbeeld bij je bloes.

Stofvouw

Als je de stof dubbelvouwt, dan is de vouw de stofvouw. Als je bijvoorbeeld een patroon moet knippen tegen de stofvouw aan, dan vouw je de stof gewoon dubbel.

Trenslusje

Dit is een met de hand gemaakt lusje voor een knoop. Deze vind je vaak in de nek bij truitjes of jurkjes.

Vleug

Sommige stoffen hebben een vleug. Bij fluweel is dit het geval. Dit zijn haartjes op de stof, als je met je hand erover gaat, dan voel je wat weerstand en er kunt er dan ‘strepen’ in trekken.  Als je deze stof gebruikt moet je goed opletten dat je je kledingstuk goed in elkaar zet, dus dat de vleug bij alle delen dezelfde kant op loopt. Anders zie je dit bij het eindresultaat heel goed, het kan zelfs lijken of er kleurverschil is als bij één deel de vleug omhoog loopt en bij het andere deel omlaag.

Vlieseline

Vlieseline is een verstevigingsstof. Deze strijk je vast op de delen die versteviging kunnen gebruiken. Vaak bij kragen of flapjes van zakken. Eigenlijk is vlieseline een merknaam, maar dit is zo ingeburgerd dat er met vlieseline verstevigingsstof of tussenvoering bedoeld wordt. 

Lees in het artikel over vlieseline alles over de verschillende soorten en welke je het beste voor jouw projecten kunt gebruiken. 

Zelfkant

Dit zijn de zijranden van de stof. De zelfkant loopt altijd in de lengte van de stof.

Zoom

Dit is de omgeslagen rand aan de onderkant van een kledingstuk om af te werken. Bijvoorbeeld bij een rok of t-shirt.

Lees verder

Op de hoogte blijven? Schrijf je in op de nieuwsbrief

Liever alleen een melding ontvangen als er een nieuw blog is geplaatst?
Laat je e-mailadres achter in de rechterzijbalk van dit bericht. Of kijk je mobiel? Dan onderaan dit bericht.

2 gedachten over “Naaitermen uitgelegd”

Geef een reactie

Winkelwagen